Ik heb je pen,
je collegeblok
en je post-its,
maar niet jou.
Ik heb je trui,
de dop van je dopper,
je diploma’s,
maar niet jou.
Ik heb herinneringen,
een CV,
gevuld met werk,
maar jou, jou heb ik niet meer.
En ik mis je.
writer | artist | pw ME, ADHD
Ik heb je pen,
je collegeblok
en je post-its,
maar niet jou.
Ik heb je trui,
de dop van je dopper,
je diploma’s,
maar niet jou.
Ik heb herinneringen,
een CV,
gevuld met werk,
maar jou, jou heb ik niet meer.
En ik mis je.
“Poeziewoezie” noemen ze mij. Of “Tante Flopsie”. Idioot hè? Mijn echte naam is overigens Diva, maar die hoor ik alleen als ze vinden dat ik stout ben. Mocht ik dus mijn echte naam ooit vergeten, hoef ik enkel en alleen maar aan het meubilair te krabben. Dan schalt mijn prenomen in hoofdletters door het huis:
“DIVA!!!” klinkt het dan. “Dat mag niet!”
Als ik schouders had, zou ik ze ophalen. Wat kan mij het schelen wat zij vinden. Niemand bepaalt wat een poes doet, en al helemaal haar personeel niet. Rare mensen, die Tweebenigen…
In dit werk geef ik de liefde weer tussen mijn kat Diva en mezelf. Ze ligt het grootste deel van de dag bij mij op schoot te slapen, samen in mijn ziekenhuisbed in de woonkamer. Soms legt ze haar pootje op mijn hand. Als ik die dan een beetje verplaats, trekt ze me terug dichterbij met haar nagels. Ze is zo’n heerlijk wezentje dat mijn leven zoveel fijner maakt!
In dit werk heb ik mijn overweldigende emoties verwerkt die ik op dat moment voelde. Ik had pijn en verdriet en nog zoveel meer gevoelens van het feit dat ik nooit, maar dan ook nooit, meer de oude zou worden. Voorbij waren mijn dagen van onderzoek doen aan de universiteit. Voorbij was de mogelijkheid om te sporten – zelfs maar te wandelen. En voorbij was mijn mogelijkheid om boeken te lezen en verhalen te schrijven. Mijn lijf was (en is nog steeds) ziek. Mijn brein vol mist.
In dat besef smeet ik de verf op het doek. Zwarte verf vol op mijn handen. Koud zoals mijn angst voor de toekomst. Ik moest iets kapotmaken, iets openscheuren, dus ik pakte een stanleymes en roetsjte ermee door het doek. De verf was rood, als van bloed en ik voegde meer ‘bloed’ toe om de wond in het doek net zo gapend en pijnlijk te maken als die in mijn hart.
Uiteindelijk kwam de verlichting, de bevrijding, en kon ik kleine vlekjes geel toevoegen. Geel van het licht. Geel van hoop. Geel van in ieder geval een beetje rust van die overweldigende, duistere emoties. En zo maakte dit doek mij vrij.
Het is herfst. Puck zoekt naar mooie blaadjes om te verzamelen. Maar dan vindt Puck een ziek egeltje.
Wat doe je eigenlijk als je een ziek diertje vindt?
Beleef het samen met Puck!
Bob is een kuiken, net als alle andere kuikens. Maar toch niet helemaal. Hij eet namelijk het liefste rozen, en daardoor is hij helemaal rood! Maar is dat wel zo gezond voor een eend? Begin snel met lezen en ontdek het!
Bob het Rode Kuiken vertelt een verhaal in rijm speciaal voor de jongste liefhebbers van eenden.
Langhaar opent de deur.
“Zo”, zegt ze. “Nu kun jij lekker gaan en staan waar je wilt”.
Ik zucht inwending. Ik ga helemaal nergens staan! Ik ga liggen. In de zon.
*Zucht!* Tweebenigen zijn rare wezens.
Ik zit mezelf vredig te wassen als ik word gestoord.
“Moet dat nu echt daar?” vraagt Brillemans. “We zitten net te eten.”
Ik negeer hem volledig. Ik heb belangrijkere dingen te doen dan naar de Tweebenige te luisteren.
Maar Brillemans laat het daar niet bij.
“Diva, ga ergens anders je kont wassen!” zegt hij.
Ik ga rustig door. Het zal me mijn derrière oxideren wat hij vindt.
Ik werk hard om mijn Tweebenigen te verzorgen. Ik wek ze bijtijds, ik help met het voorwassen van de afwas, en ik voorkom dat ze het te koud krijgen als ze ergens zitten. Je zou denken dat ze daarvoor een beetje waardering tonen, maar niets is minder waar.
“Diva, het is nog te vroeg!” “Diva, dat is niet voor jou!” “Diva, ik kwam net overeind!”
Nooit is het goed.
Toch blijf ik het proberen. Laatst bijvoorbeeld. Met Brillemans.
Ik had juist mijn plicht weer voltooid door het uitlikken van een yoghurtschaaltje toen Brillemans zijn type-apparaat op de eettafel zette. Dit betekent altijd dat hij daar een hele tijd blijft zitten. Dan is het dus belangrijk om te zorgen dat hij het niet koud krijgt.
Als een meelevende verzorger spring ik alvast op zijn stoel om die warm te houden. Uiteraard begrijpt hij niet wat mijn geweldige idee is.
“Diva, daar ging ik net zitten!” klaagt hij.
Ik kijk hem geërgerd aan. Dat is exact waarom ik hier zit, zegt mijn miauw. Hij begrijpt het nog steeds niet, natuurlijk. Zoals ik al eerder heb geconstateerd, zijn Tweebenigen de slimste niet.
Brillemans zucht diep.
“Oké dan. Je mag erbij.”
De waarheid is precies omgekeerd, maar ik besluit om geen discussie aan te gaan. Discussies met wezens wiens intelligentie zwaar onder de mijne ligt, zijn helaas al eerder nutteloos gebleken.
De Tweebenige kijkt me nog even aan en doet dan iets onvergeeflijks. Hij tilt me gewoon op! Zomaar! En dan zet hij me op zijn schoot.
“Zo, ga maar liggen”.
Ik blijf staan. Wat een kapsones zeg! Zomaar denken dat hij mij kan vertellen wat ik moet doen.
“Wat?” zegt hij. “Is het niet goed?”
Ik werp hem een hatelijke blik toe. Natuurlijk is het niet goed! Ik wil áchter hem liggen. Op de stoel, niet zijn schoot!
Ik buig om hem heen en zet mijn voorpoot op de zitting. Dan kijk ik hem zijdelings aan.
“O”, zegt de Tweebenige na een aantal eeuwige seconden. “Wil je achter me?”
Ik zucht diep. Eindelijk krijgt hij het in de gaten.
Hij schuift wat naar voren. Ik glip vlug op de stoel, maar blijf nog overeind. De ruimte is te klein om mezelf lekker te kunnen settelen.
Ik geef Brillemans een kopje tegen zijn onderrug, hopend dat hij de hint zal snappen. Uiteraard zijn er meerdere hints nodig voordat de boodschap overkomt.
Maar de aanhouder wint. Na diverse kopjes, miauwtjes en een duwtje of twee, krijg ik mijn Tweebenige zover dat hij niet meer de hele stoel inpikt en mij genoeg plek geeft om te slapen.
Ik ga liggen en val pardoes in slaap. Dat is weer in orde. Voor zolang het duurt.
*Zucht!” Het leven met Tweebenigen brengt een boel uitdagingen met zich mee.
Wederom een teleurstelling.
Mijn etensbakje is leeg. De bodem is zeer duidelijk zichtbaar en daar omheen liggen voornamelijk kruimels. Ik miauw luidkeels om mijn personeel te wijzen op hun tekortkomingen in de service.
Langhaar zucht diep en komt op trage wijze in beweging.
“Heb je honger, schat?” vraagt ze onnodig.
Ik kijk haar bozig aan. Nee, ik zit hier zomaar bij wat mijn eten zou moeten zijn, of zo!
“Arme schat”, zegt de Tweebenige lieflijk.
Ze gaat op haar knieën zitten en geeft me een aaitje.
“Miauw!” protesteer ik. Van aaitjes gaat mijn honger niet over.
“Mammie weet het”, zegt Langhaar. “Ik zal je brokjes bijvullen”.
Ik kijk haar hoopvol aan. Zou ik nu dan eindelijk een keer te eten krijgen?
Het antwoord is ‘nee’.
Langhaar graait in haar broekzak en haalt haar foto-ding tevoorschijn.
“Kijk je mammie even aan, schat? Voor op Facebook?”
Ik hoor haar wel, maar negeer haar volledig. Als zij niet voor mij zorgt, verleen ik haar geen medewerking!
“Alsjeblieft, Diva?” smeekt ze nog, maar ik houd voet bij stuk. Mijn ogen blijven strak gericht op de taak die de Tweebenige behoort te volbrengen.
“Oké dan”, verzucht ze. “Jij krijgt je brokjes”.
Ze pakt de zak uit de kast en vult mijn bakje.
“Alsjeblieft, Diva”.
Ik kijk haar nogmaals streng aan. Was dat nou zo moeilijk?
Zucht! Tweebenigen zijn zó eigenwijs!
© 2025 Lian van Berkel
Thema gemaakt door Anders Noren — Boven ↑