Ik werk hard om mijn Tweebenigen te verzorgen. Ik wek ze bijtijds, ik help met het voorwassen van de afwas, en ik voorkom dat ze het te koud krijgen als ze ergens zitten. Je zou denken dat ze daarvoor een beetje waardering tonen, maar niets is minder waar.
“Diva, het is nog te vroeg!” “Diva, dat is niet voor jou!” “Diva, ik kwam net overeind!”
Nooit is het goed.


Toch blijf ik het proberen. Laatst bijvoorbeeld. Met Brillemans.
Ik had juist mijn plicht weer voltooid door het uitlikken van een yoghurtschaaltje toen Brillemans zijn type-apparaat op de eettafel zette. Dit betekent altijd dat hij daar een hele tijd blijft zitten. Dan is het dus belangrijk om te zorgen dat hij het niet koud krijgt.
Als een meelevende verzorger spring ik alvast op zijn stoel om die warm te houden. Uiteraard begrijpt hij niet wat mijn geweldige idee is.
“Diva, daar ging ik net zitten!” klaagt hij.
Ik kijk hem geërgerd aan. Dat is exact waarom ik hier zit, zegt mijn miauw. Hij begrijpt het nog steeds niet, natuurlijk. Zoals ik al eerder heb geconstateerd, zijn Tweebenigen de slimste niet.
Brillemans zucht diep.
“Oké dan. Je mag erbij.”
De waarheid is precies omgekeerd, maar ik besluit om geen discussie aan te gaan. Discussies met wezens wiens intelligentie zwaar onder de mijne ligt, zijn helaas al eerder nutteloos gebleken.
De Tweebenige kijkt me nog even aan en doet dan iets onvergeeflijks. Hij tilt me gewoon op! Zomaar! En dan zet hij me op zijn schoot.
“Zo, ga maar liggen”.
Ik blijf staan. Wat een kapsones zeg! Zomaar denken dat hij mij kan vertellen wat ik moet doen.
“Wat?” zegt hij. “Is het niet goed?”
Ik werp hem een hatelijke blik toe. Natuurlijk is het niet goed! Ik wil áchter hem liggen. Op de stoel, niet zijn schoot!
Ik buig om hem heen en zet mijn voorpoot op de zitting. Dan kijk ik hem zijdelings aan.
“O”, zegt de Tweebenige na een aantal eeuwige seconden. “Wil je achter me?”
Ik zucht diep. Eindelijk krijgt hij het in de gaten.
Hij schuift wat naar voren. Ik glip vlug op de stoel, maar blijf nog overeind. De ruimte is te klein om mezelf lekker te kunnen settelen.
Ik geef Brillemans een kopje tegen zijn onderrug, hopend dat hij de hint zal snappen. Uiteraard zijn er meerdere hints nodig voordat de boodschap overkomt.
Maar de aanhouder wint. Na diverse kopjes, miauwtjes en een duwtje of twee, krijg ik mijn Tweebenige zover dat hij niet meer de hele stoel inpikt en mij genoeg plek geeft om te slapen.
Ik ga liggen en val pardoes in slaap. Dat is weer in orde. Voor zolang het duurt.
*Zucht!” Het leven met Tweebenigen brengt een boel uitdagingen met zich mee.